Huisgemaakte garnaalkroketten

Pel de garnalen. Hou de koppen en pantsers apart.

Snij de wortel, ui, selder en prei fijn. Stoof aan in een klontje boter.

Voeg de koppen en pantsers van de garnalen, een laurierblad, takje tijm en peterseliestengels toe en bak kort mee. Kruid met peper en zout. Blus met de witte wijn en cognac. Voeg de melk toe en laat 15 min zachtjes koken.

Week de gelatine in veel koud water.

Zeef de bouillon en hou ½ l apart.

Laat 75 g boter smelten en voeg 75 g bloem toe. Laat de bloem even bakken maar niet kleuren.

Voeg ½ l bouillon en de room toe. Laat de saus indikken.

Haal van het vuur en meng de eidooiers onder het warme beslag. Laat op een zacht vuur nog een paar min indikken. Kruid met peper, zout en cayennepeper.

Knijp de gelatine uit, voeg toe en meng onder het beslag.

Meng de garnalen onder het beslag.

Leg een plasticfolie in een diepe schaal en wrijf de plasticfolie in met wat zonnebloemolie.

Giet het beslag in de schaal. Dek af met plasticfolie maar laat een luchtgaatje.

Laat 1 nacht opstijven in de koelkast.

Vul een diep bord met 2 losgeklopte eieren, een diep bord met bloem en een diep bord met paneermeel.

Snij 10 gelijke stukken uit het opgesteven beslag.

Vorm elk stuk tot een dikke worst.

Wentel ze 1 voor 1 eerst door de bloem, dan door het ei en daarna door het paneermeel. Herhaal dit nogmaals.

Plaats 1 u in de koelkast.

Verhit de arachideolie in de friteuse tot 180°C.

Bak de garnaalkroketten goudbruin.

Serveer met een partje citroen.